Verhalen

Beeldend kunstenaar zijn neigt naar een soort alleenheerschappij, het moet geworteld zijn in het leven, het lijkt jouw bijdrage aan het menselijk bestaan, naast de sociale en maatschappelijke verwevenheden. Je schildert een verhaal, een cruciale ontmoeting in jezelf, die een algemene waarde blijkt te moeten hebben, berustend op vakmanschap en vaardigheid.
Verhalen vertellen over het mens zijn, met beeldvormen, images, op een plat vlak, of driedimensionaal. Werk dat gebonden aan materiaal naar je hand gezet, een vertaling is van emoties, geldend voor iedereen, maar waarvoor iedereen andere vormen gebruikt. De vorm moet echter in zijn eigen handschrift uitstijgen boven het persoonlijke verhaal.
Op de huid, beeldende kunst in Deventer
Maandag, 16 februari 2009, 12:14 uur
De kunst in Deventer staat volop in de publieke belangstelling. Expositie ‘Op de huid’ toont de naoorlogse gemeentelijke kunstcollectie bestaande uit ongeveer 1400 werken die na een opschoningsoperatie in 2005 overgedragen werden aan het Historisch Museum Deventer. Ada Bunschoten kan de huidige generatie nog vertellen hoe zij zich tijdens de oorlog als puber ontwikkelde. Aanstaand weekeinde zijn een paar van de kunstenaars tijdens het Museumweekend aanwezig. Op zaterdag 4 april vertelt de 81-jarige Ada Bunschoten over haar leven en werk en op zondag 5 april geeft Arno Kramer een rondleiding en een toelichting op de kunstwerken van de diverse kunstenaars.
Vroeger kocht de gemeente veel kunst van Deventer kunstenaars. Er was zelfs een aankoopcommissie, die per jaar een bepaald bedrag besteedde. Volgens Kramer stagneert de gemeentelijke aankoop van de kunstwerken De collectie is niet meer in ontwikkeling. Ik vind het een beetje bedroevend. Arno kwam in 1971 naar de koekstad en nestelde zich in de lokale kunstscene. Op zondag vertelt hij bezoekers over zijn eigen werk en stukken van zijn collegae. Het is eigenlijk voor het eerst dat ik bezoekers vertel over de werken van anderen. Het is wel leuk om te doen omdat veel mensen er geen idee van hebben hoe een collectie tot stand komt.
Ada Bunschoten geeft op zaterdag een powerpointpresentatie over haar eigen werk. ‘Ik vind het enig. Ik voel me geweldig vereerd. In eerste instantie zou ik een lezing houden over het kunstklimaat in Deventer, maar uiteindelijk werd het een lezing over de achtergronden van mijn werk. Als kunstenaar ben je autobiografisch, vertel je de gebeurtenissen om je heen en van veraf. Ik vertel verhalen over deze vrouw die zich op een bepaalde wijze ontwikkeld heeft. Ik ben een gewone vrouw die een gave heeft meegekregen en deze heeft moeten ontwikkelen. Dit begon eigenlijk doordat ik bij toeval ontdekt werd door iemand [Roelof Heijs] die bij het Deventer Dagblad werkte. Er is ook een boek geschreven dat heet ‘Leven met rood’. Ik gebruikte namelijk altijd veel rood in mijn werk. Het is een warme kleur en de kleur van de liefde, maar het kan ook heel gevaarlijk zijn’.
Mieke Conijn, Op de huid, Deventer 2008
Licht
Text: Bart Thijs, interview op 14 mei 2010
Voor ons ligt , in een oneindig licht, een open ruimte. Een dunne lijn suggereert een weg naar een horizon. Betreedt je die, dan ga je door de onmetelijke leegte, slechts aangestipt door hier en daar een punt of vlek. Temidden van de vaak zo kleurige schilderijen van Ada Bunschoten valt deze tekening op door extreme terughoudendheid. Hier is enkel leegte, stilte, licht. Een barmhartig, genezend licht? Of het kritische licht van ontmaskering en beproeving? Of gaat het echte licht nog aan zulke duidingen vooraf? Zoals in den beginne, toen God sprak: ” Er zij licht.”
Ada Bunschoten (geboren 1927) volgde met onder andere Jo Pessink in de jaren vijftig de Opleiding Kunstoefening in Arnhem, gevolgd door de Rijksacademie te Amsterdam. Bunschoten maakt schilderijen en tekeningen en ook driedimensionaal werk. Ze was docente aan de Christelijke Hogeschool te Kampen. Enthousiast reageert ze op mijn verzoek om een gesprek over de ‘ bezieling ‘ van haar beelden: “Fijn, het gaat over inhoud!” En meteen zitten we midden in het verhaal van haar leven: de gereformeerde opvoeding; haar reizen naar Spanje, waar ze het licht ontdekte, evenals de twee voor haar belangrijkste moderne schilders: Chagall en Picasso. Gevraagd naar een mogelijke “spiritualiteit “in haar werk, lijkt ze even verlegen. “Kijk naar mijn werk, het spreekt voor zich!” Toch wil ze wel kwijt, dat haar levensverhaal in haar werk wel degelijk doorspeelt. Daar hoort ook haar religieuze achtergrond bij,haar lidmaatschap van de Nederlandse Hervormde, thans Protestantse kerk. En vooral ook haar actieve betrokkenheid in een leerhuis Kerk-Israel in Diepenveen. Daar leerde ze de joodse manier van bijbellezen kennen,het werk van de joodse filosoof Levinas. Daar werd ze bepaald bij de shoah en ook haar eigen joodse wortels.”
Mijn werk is geen illustratie bij de leer. ” Het gaat over het licht van de Eeuwige.” Ze is er niet op uit om anderen te overtuigen, maar vindt het niet vreemd wanneer de toegewijde beschouwers in haar werk iets van dat overstijgende licht ontdekken.
Citaat Ada
Uitgesproken tijdens een opening op 21 januari 1990
Er is een relatie tussen woord en beeld. Beeld ontstaat uit naamgegeven vormtaal, met dien verstande, dat vormentaal beeldend net zo sprekend moet zijn als spreken. — Wij beeldend kunstenaars praten over alle elementen van het leven, niet verbaal maar in beeldtaal. Moeten we onze taal verklaren? `Als we dat niet doen, dan ervaren we, dat we niet door iedereen, maar slechts door een klein aantal mensen verstaan worden. Wanneer we willen dat, wat wij in onze taal zeggen, naar de maatschappij, toegehoord wordt, hebben we dragers nodig. De lopende band voor de beeldtaal bestaat o.a. uit wat galeries doen. Galeries brengen onze taal naar buiten. Als ik de commerciële kant erbuiten laat (we moeten allemaal onze boterham verdienen) dan kom ik de creativiteit van de galeriehouder tegen. Die creativiteit blijkt uit de keus van kunstenaars waarvan zij werk laten zien.
De keus heeft te maken met de beeldvormen die kunstenaars gebruiken. Bepaalde beeldvormen worden herkend door mensen die een galerie hebben als behorend tot hun eigen wereld, de waarde ervan is voor hen een vorm van integriteit. Het zo tonen van werk wordt dan gedragen door meer mensen, het heeft blijk gegeven veel zeggingskracht te bezitten boven de persoonlijke stem van de maker uit, het heeft een meerwaarde. Die meerwaarde heeft meerdere facetten: gedachte, waarneming, techniek; wat inhoudt, dat meer mensen één werk zien, echter ieder voor zich een ander facet, corresponderend, met zijn /haar beeld vormen, verzameld tijdens een leven van gewaarworden.
Moeten beeldend kunstenaars exposeren?
Ja, want daarmee toetsen ze hun taal op integriteit in tekst en uitvoering. De idéé die hen dwong tot ‘ spreken’ moet uitgroeien van de aanleiding, hetzij de gedachte van vorm, hetzij de geziene vorm, langs onderzoek naar de essentie van de onderdelen, de te hanteren techniek tot de uitgekristalliseerde vorm, d.w.z. tot de uiteindelijke vormgeving, die wel onvolmaaktheden vertoont, zowel in weergave als in techniek, maar waar de uitspraak van de maker zo volledig mogelijk is op dat moment. Zo een vormgegeven beelduitspraak, hetzij twee- hetzij driedimensionaal vraagt om een weerwoord, want dankzij dat weerwoord, al of niet uitgesproken, besta je als mens.